Gisteren beloofde ik een recept voor de lekkerste biscuits die ik ooit in mijn leven heb gegeten. Vroeger kon je ze in de KFC bestellen bij een menu, helaas zijn ze in Nederland niet meer te krijgen. Toen wij Amerika bezochten waren deze “southern biscuits” overal verkrijgbaar, terwijl ze in Engeland “scones” heten en met pudding, boter en jam gegeten worden. Zelf vind ik ze het lekkerst met een stevige maaltijdsoep, maar ook met jam gaan ze makkelijk naar binnen. Uiteraard gaat het weer om een makkelijk recept en is de bereidingstijd niet verkeerd, al moet je wel even wachten tot ze uit de oven kunnen. Pluspunt is dan weer wel dat ze warm ook superlekker zijn!
Wat heb je nodig?
320 gram witte tarwebloem
2 theelepels bakpoeder
1 theelepel zout
110 gram koude, ongezouten boter
180 milliliter melk
1 ei
*Eventueel een snuifje suiker, maar dat is een kwestie van smaak, zelf sla ik dit over, omdat ik van de hartige smaak hou.
*Ook heb je een extra ei nodig dat je met een eetlepel melk losklopt om de biscuits te bestrijken voor een heerlijke knapperige korstje.
Wat doe je?
In een grotere kom roer je de bloem, zout en bakpoeder tot een geheel. Op een snijplank doe je de koude boter en snijd je deze zo klein en dun mogelijk. Je wilt echt hele kleine blokjes koude roomboter hebben. Deze doe je bij de droge ingrediënten en ga je in de bloemmengsel proberen te werken tot je deeg hebt gemaakt dat op zand lijkt. Je kunt met een vork de boter door de bloem heen “prakken” en pas daarna met je handen gaan kneden, zelf pakte ik stukken boter met de hand en pakte er steeds wat meer bloem blij, totdat alle boterklontjes verdwenen waren. Dit is meteen de lastigste stukje van het recept, want je wilt je deeg zo kort mogelijk kneden en aanraken, omdat je zo juist taaie biscuits krijgt. Probeer dit dus snel te doen, maar ga wel net zo lang door totdat je zand hebt gemaakt, waarbij je geen losse stukken boter of bloem hebt.
Dan kun je de oven al gaan voorverwarmen en een bakplaat bekleden met folie, bakpapier en/of olie. Vervolgens klop je in een glas (180 ml) melk een ei los en giet je het bij je deegzand. Kneed het kort tot een stevige deeg dat makkelijk van de kom loslaat: is je deeg te nat kun je er nog wat bloem aan toevoegen, mocht het te droog zijn helpt een scheutje melk. Strooi dan wat bloem op je werkblad en doe je deeg er op. Je hebt niet echt een deegroller nodig, je wilt je deeg immers zo min mogelijk bewerken, dus kort platdrukken met je hand is voldoende. Je deeg mag ongeveer 3 centimeter dik zijn, maar het hoeft niet precies, doe het gewoon een beetje op gevoel.
Dan ga je met een kleine (espresso) glas of uitsteekvorm cirkels maken, die je op je ingeoliede bakplaat legt. Het overige deeg kun je weer kort kneden en opnieuw platdrukken en vormpjes uitsteken, totdat je deeg op is. Klop nu een eitje los met een flinke eetlepel melk en bestrijk je deeg, zodat deze straks een heerlijk knapperige korstje heeft. Doe het in de oven, een minuutje of 12/13 op 200 graden, tot de biscuits goudbruin en twee keer zo hoog zijn geworden. Ze zullen flink gerezen zijn, op sommige plekken opengebarsten en lichter dan op andere. De buitenkant is knapperig en droog, terwijl de binnenkant ongelooflijk zacht is, waardoor het veel (kruiden)boter kan opnemen. Oh, het water loopt me alweer in de mond. Lekker!
In totaal ben je dus zo’n kwartier bezig geweest met het maken je verse, kleine broodjes, heb je nog een kwartier gewacht tot ze uit de oven kwamen, maar heb je wel alles helemaal zelf gemaakt en kun je het trots op tafel zetten. Ze zijn het lekkerst de dag waarop ze gemaakt zijn, en kunnen eventueel de volgende dag nog gegeten worden, maar erg lang kun je ze niet bewaren, dus zal je ze vaker moeten maken. En als je ze al een keer hebt gemaakt zal dat echt wel om meer vragen 🙂
Eet smakelijk!
xoxo,
Andrea
Comments
comments